Goedkeuringswet Europees Handvest inzake lokale autonomie
Wet van 10 oktober 1990, houdende goedkeuring van het op 15 oktober 1985 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Handvest inzake lokale autonomie
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 15 oktober 1985 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Handvest inzake lokale autonomie ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet, de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Het op 15 oktober 1985 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Handvest inzake lokale autonomie, waarvan de Engelse en Franse tekst en de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in Tractatenblad 1987, 63, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Artikel 2
Goedgekeurd wordt dat het Koninkrijk zich niet gebonden zal achten aan het bepaalde in de artikelen 7, tweede lid, 8, tweede lid, 9, vijfde lid, en 11.
Artikel 3
Goedgekeurd wordt dat voor wat betreft het Koninkrijk de reikwijdte van het Handvest wordt beperkt tot provincies en gemeenten.
Artikel 4
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 10 oktober 1990
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
d
IJ. W. de Graaff-Nauta
De Minister van Binnenlandse Zaken,
c
I. Dales
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
p
Dankert
De Staatssecretaris van Financiƫn,
m
J. J. van Amelsvoort
Uitgegeven de vijftiende november 1990
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin